De Belastingdienst merkt dat de voorwaarden voor aftrek van scholingsuitgaven niet altijd even duidelijk zijn. Vooral sinds 2015, het jaar waarin de regels voor de studiefinanciering in het hoger onderwijs zijn veranderd. Daarom is de dienst met een handreiking gekomen waarin staat welke scholingsuitgaven aftrekbaar zijn en welke fouten in de praktijk het vaakst voorkomen.
Aftrekbare scholingsuitgaven zijn uitgaven die verband houden met het volgen van een opleiding of studie kunnen in aftrek worden gebracht als persoonsgebonden aftrek. De studie of opleiding moet dan gevolgd worden met het oog op het verwerven van inkomen uit werk en woning. Voor de aftrek geldt een drempel van € 250. Als de belastingplichtige een studie of opleiding volgt buiten de standaardstudieperiode, dan geldt een maximum aftrekbaar bedrag van € 15.000.
Aftrekbaar zijn: lesgeld, cursusgeld, collegegeld, examengeld, promotiekosten;
leermiddelen en beschermingsmiddelen die de onderwijsinstelling verplicht heeft gesteld;
kosten voor EVC-procedures
De kosten zijn echter niet aftrekbaar als de belastingplichtige aanspraak kan maken op studiefinanciering.
Veelgemaakte fouten hierbij zijn ondermeer een verkeerde interpretatie van begrip ‘opleiding of studie’. Het moet daarbij gaan om het "volgen van een leertraject".
De opleiding of studie moet volgens jurisprudentie over een goede planning en organisatie beschikken, waarbij gedurende het leertraject onder toezicht of begeleiding kennis wordt verkregen. Kosten gemaakt voor een zelfstudie zijn daarom niet aftrekbaar. Ook het doel van de opleiding of studie weegt zwaar mee. Belangrijk is dat de student de opleiding of studie volgt met het oog op het op peil houden of verbeteren van kennis of vaardigheden om inkomen uit tegenwoordige arbeid te verwerven of te behouden.
Ook gaat het vaak mis bij de interpretatie van begrip ‘drukkende kosten’. Allereerst mogen alleen de scholingsuitgaven die drukken in aftrek worden gebracht. Dit betekent dat de kosten moeten zijn betaald, verrekend, ter beschikking gesteld of dat de kosten rentedragend zijn geworden. Het moment waarop dat is gebeurd, bepaalt in welk jaar de uitgaven afgetrokken mogen worden. Uitgaven die drukken op de fiscale partner, mag u ook in aftrek brengen.
Verder moet u de aftrek verminderen met ontvangen vergoedingen voor de gemaakte scholingsuitgaven. Denk bijvoorbeeld aan een studievergoeding van de werkgever.
Computerapparatuur en bijbehorende randapparatuur komen niet voor aftrek in aanmerking.
Door een onderwijsinstelling voorgeschreven leermiddelen zijn aftrekbaar op grond van artikel 6.27 van de Wet IB 2001. Verplichte studiereizen of excursies vallen hier niet onder. Deze horen niet bij de gespecificeerde aftrekbare scholingsuitgaven en zijn dus niet aftrekbaar.
Reis- en verblijfskosten tijdens een opleiding of studie worden vaak als scholingsuitgaven in aanmerking genomen. Maar ook deze kosten vallen niet onder de gespecificeerde aftrekbare scholingsuitgaven en zijn dus niet aftrekbaar.
De kosten voor vakliteratuur zijn in het algemeen niet aftrekbaar als scholingsuitgaven. Deze kosten houden namelijk geen direct verband met de opleiding of studie. Aftrek is wel mogelijk wanneer vakliteratuur als leerboek of leermiddel kan worden aangemerkt.
Per 1 september 2015 is besloten dat vanaf studiejaar 2015/2016 scholingsuitgaven niet meer aftrekbaar zijn als aanspraak bestaat op studiefinanciering. Voor studiejaren tot en met 2014/2015 is er een overgangsrecht en mogen scholingsuitgaven in aanmerking worden genomen voor zover deze een in dat jaar ontvangen studiefinanciering (basisbeurs, aanvullende beurs of een toegekende prestatiebeurs) te boven gaan. Gaat het om een prestatiebeurs waarbij later blijkt dat de beurs een lening blijft, dan mag u alsnog de voor aftrek toegestane bedragen uit eerdere jaren in aanmerking nemen. Deze aftrek vindt plaats in het jaar waarin de prestatiebeurs definitief een lening blijft.
De minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap heeft plannen om de aftrek van scholingsuitgaven per 1 januari 2018 volledig af te schaffen. Een niet-fiscale subsidiemaatregel moet hiervoor in de plaats gaan komen.
Bron: Elsevier Nextens